Mensen van lucht

Het systematische onderzoek van luchtverontreiniging begon in Nederland in begin van de jaren vijftig. Het was de Commissie Bodem, Water en Lucht in Rotterdam die in 1951/52 brongericht luchtonderzoek nabij industrieën in de regio Rotterdam uitvoerde. Eind 1952 werd zelfs een meetnet voor zwaveldioxide in dit gebied ingericht. Wie hierbij betrokken waren, was niet meer geheel te achterhalen, maar ongetwijfeld heeft De Graaff of Burema hier een rol gespeeld. Het Instituut voor Gezondheidstechniek van TNO was in Nederland de organisatie die de eerste schreden zet op het pad van het meer systematische onderzoek van luchtverontreiniging. Brasser was hoofd van dit instituut, dat jarenlang een toonaangevende rol in de beschrijving en meting van de luchtverontreiniging zou spelen.

In de tweede helft van de jaren vijftig begaf ook het Rijks Instituur voor de Volksgezondheid (RIV) zich op terrein van de luchtverontreiniging. Hier was het Buurma die leiding gaf aan het onderzoek. Waren de metingen van het RIV aanvankelijk gericht op specifieke, geïsoleerde problemen, vanaf het midden van de jaren zestig kregen systematische metingen, de monitoring, vorm. Dit mondde in de tweede helft van de jaren zeventig uit in het eerste landelijke meetnet voor luchtverontreiniging. Hier zou Van Egmond jarenlang een toonaangevende rol spelen.

In de jaren zeventig was ook het fenomeen van de 'zure regen' ontdekt. Onderzoek naar de chemische samenstelling van de neerslag nam hierdoor een hoge vlucht. Welswaar was het KNMI met Ridder daarmee al jaren bezig, veel meer Nederlandse instituten begaven zich nu op dit onderzoeksveld, waaronder het Instituur voor Meteorologie en Oceanografie van de Rijksinstituut Utrecht met Conrads en later Asman en Buijsman. Later sloten ook onder andere het Energieonderzoek Centrum Nederland met Slanina en de KEMA zich hierbij aan. De eerste helft van de jaren tachtig vormden het hoogtepunt; een groot scala aan activiteiten op het terrein van de chemische samenstelling van de neerslag.

Gaandeweg werd duidelijk dat naast natte depositie (neerslag) ook droge depositie een belangrijke rol speelde. Dit leidde tot nieuw onderzoek waarbij TNO, maar ook ECN, sterk was betrokken. Toen bovendien bleek dat ammoniak een belangrijke rol speelde in de verzurende depositie ('zure regen') in Nederland werd, in navolging van het werk van de groep 'Chemie van de atmosfeer' van de Rijksuniversiteit Utrecht, veel ammoniakgerelateerd onderzoek gedaan.

Nu, zo'n veertig jaar verder, heeft het onderzoek op het gebied van de luchtverontreiniging in Nederland, niet zo veel meer om het lijf. In ieder geval niet in vergelijking met wat er in de jaren zestig tot en met tachtig van de vorige eeuw gebeurde. Prioriteiten liggen tegenwoordig elders.

De mensen

Logo LUVO